DUFFEL – ONTSTAAN EN EVOLUTIE
Hoewel te Duffel verscheidene vondsten werden gedaan uit de brons- en ijzertijd, leren geschreven archiefbronnen ons de geschiedenis van de gemeente pas beter kennen vanaf de 12de/13de eeuw. Het oude Duffla was destijds verdeeld in drie heerlijkheden: Duffel - Hoogheid, Duffel - Voogdij en “ “Duffel - Perwijs. De naam Duffla, een samenvoeging van dubro en lo(cus) wat betekent: plaats bij het water, wordt voor het eerst vermeld in 1059.
De oudst-gekende heren van Hoogheid waren de gebroeders Hildincshusen, heren van Ter Elst. Na hen kwam deze heerlijkheid in handen van de Grimbergse, later de Mechelse Berthouts. Duffel - Voogdij behoorde aanvankelijk toe aan de abdij van Nijvel, tot het op het einde van de 13de eeuw werd toegeëigend door de familie Van Wesemael. Perwijs tenslotte ging via de Grimbergse en Mechelse Berthouts over in handen van de Duffelse tak van deze bekende familie. Via vererving en verkopingen kwamen de drie Duffels in het begin van de 17de eeuw samen in het bezit van de familie van Merode, markiezen van Deinze. Toch bleven ze elk een eigen schepenbank behouden, en werden ze pas definitief tot één gemeente verenigd tijdens de Franse periode, in 1796.
De gemeente kende een bewogen geschiedenis. Vanaf de 15de eeuw maakte Duffel een ware bloeiperiode door dankzij de weefnijverheid. Duffels laken werd tot ver buiten de grenzen verkocht: in Lübeck, Riga, Keulen, later vooral in Spanje en Portugal. Woorden zoals ‘duffel’ (: zware, ruwe stof) en de na de Tweede Wereldoorlog zo populair geworden duffelcoat herinneren hier nog steeds aan. Tijdgenoten beschreven deze vrijheid van Brabant als zeer vermaard, rijk bewoond en met vele buitengewoon mooie huizen. Uit die tijd dateert ook het nog steeds bewaarde hoogkoor van de Sint-Martinuskerk, kasteel Ter Elst, Muggenberg, ... .
Er werd niet enkel gewerkt: ook ontspanning nam een belangrijke plaats in. Net als elders bestonden te Duffel verschillende gilden. Behalve twee religieuze ‘broederschappen’: de Gulde van Sint-Martinus en de Onse Vrouwe Gulde van Duffele, bestonden er drie schuttersgilden: de Gilde van de edele voet- of kruisboog van Sint-Joris, de Oude Gilde van Sint-Sebastiaan en de Jonge Gilde van Sint-Sebastiaan. Regelmatig trok men op uitstap: zo ging de Sint-Jorisgilde in 1416 te Lier mee in de Sacramentsprocessie. Voor hun moeite kregen zij ... een vat Hamburger bier! Regelmatig werd ook deelgenomen aan schuttersfeesten. In 1497 behaalden de Duffelaars de eerste prijs op een groot schietspel te Mechelen. Die overwinning bracht met zich mee dat het jaar nadien te Duffel zelf een schuttersfeest werd ingericht voor de ganse omgeving, met talrijke prijzen, niet alleen voor de beste schutters, maar ook voor o.m. toneelspelen. Om de deelnemers tijdens de dagenlange feesten te blijven vermaken, werden er na de schietwedstrijden ‘s avonds toneelopvoeringen gehouden. Zo ontstonden de rederijkerskamers, waarvan we te Duffel ook sporen vinden in de 16de eeuw.
De Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) betekende echter het definitieve einde van de welvaart. Oorlogsgeweld zou de gemeente vanaf nu trouwens herhaaldelijk teisteren. Voor het laatst gebeurde dit in 1914, toen tijdens de slag rond de Nete het ganse centrum vrijwel volledig werd vernield. Inmiddels was Duffel langzaam geëvolueerd van een landbouwgemeente naar een klein handels- en industriecentrum. Stonden de dorpen van het Mechelse arrondissement rond 1840 vrijwel allemaal bekend als zich uitsluitend met de landbouw ophoudende, dan werd Duffel als een van de weinige uitzonderingen beschreven. Dankzij de ligging langs de Nete, en de nieuwe spoorlijn Brussel - Antwerpen, beschikte de gemeente over een vlotte verbinding met de belangrijkste steden en de Antwerpse wereldhaven. Vooral de handel in kalk, hout en steenkolen floreerde. Met de vestiging van een fabriek van wollen stoffen, het eerste ‘moderne’ bedrijf mét stoommachines, deed ook de industriële revolutie haar intrede in Duffel. Belangrijker was de oprichting, enkele decennia later, van enkele steenbakkerijen. Tijdens de voorspoedigste jaren groeiden zij uit tot de grootste werkgevers in de gemeente, met ruim 500 arbeiders, en de hoge ovenschouwen zouden jarenlang de Duffelse horizon tekenen. Kort na 1900 werd de grote papierfabriek G. Morrees en Cie, later de Papeteries Anversoises opgericht langsheen de Netedijken. De ganse industrialisatie, ook in de 20ste eeuw, zou zich trouwens vnl. afspelen langsheen de Nete (toen o.m. de nikkelfabriek, later Scott, Transpac, Sidal, ...).
Zo groeide Duffel in de twintigste eeuw verder uit tot een gemeente met niet alleen een uitgebreide industrie, maar tevens een goed uitgebouwde dienstensector, waarbij onderwijs en verzorgingsinstellingen - gegroeid uit de vestiging van enkele begijnen in de 17de eeuw - zeker een belangrijke plaats innemen.